Ga direct naar de inhoud.

Over goede gesproken

Zo had ik in 1993 een reeks jongen die bijzonder goed afkwamen met als uitschieter een doffer die met wat geluk (of minder pech) 4 maal de eerste had gewonnen.

De Geschelpte.
Hij vloog zo goed dat me meer dan eens werd gevraagd ‘waar die toch wel uit kwam’. Ik deed dan steeds een beetje moeilijk.  Naarmate hij de kopprijzen meer aaneenreeg groeide bij mij wel de nieuwsgierigheid wie ik de eieren van dezelfde ouders van de tweede ronde aan de hand had gedaan.  Tot ik er achter kwam.  Iemand kwam wat jongen laten zien die hij gekweekt had uit eieren die hij hier had aangeschaft. Hij had er wat verspeeld, enkele verwijderd en of ik de rest eens wilde bekijken. Ze waren gezond, redelijk van model en verder wist ik het ook niet. Of er goede bij zaten moest de tijd, of beter de mand leren.
De man had ook een kladje bij met daarop de herkomst van de eieren.  En toen zag ik het. Het was hij die de eieren mee had van de ouders van ‘de goede geschelpte’.  De duiven uit die eieren had hij echter niet bij zich.  Op de eerste vluchtjes al verloren. Te dom? Waarschijnlijk.  Had ik uit hetzelfde koppel ook geen jongen gefokt die niets waard waren?  Of dat uitzondering is, een goede kweken met broers en zusters die niets waard zijn? Integendeel! Dat is regel, alle mooie verhalen over inteelt en lijnenteelt, gouden koppels en kweekogen, keurders en kenners ten spijt.

De Klaren
Een van de namen die in duivensport zal voortleven zolang die bestaat is die van Desmet Matthijs.
De duiven van Valere en schoonbroer Julien hebben met die van tijdgenoten als Delbar, Hector Desmet, Oscar Devriendt en Catrijsse geschiedenis geschreven. De story Desmet Matthijs is de story van die ene duif: de legendarische "Klaren" (46-3060539).  Op 21 jarige leeftijd blies hij de laatste adem uit maar toen al was hij een legende. Het was een halve fondvlieger maar die ene keer dat hij fond vloog, Chateauroux destijds nog een Nationale vlucht, werd wel winnend afgesloten.  Was "de Klaren" een begenadigd vlieger, als kweker was hij nog beter. Nazaten als ‘de Genaaiden’, ‘de Rik’ en ‘de Kapoen’ waren fondkleppers uit duizenden en zouden van de naam Desmet Matthijs een begrip maken tot in alle uithoeken van de wereld waar met duiven gespeeld wordt.  Als jong won ‘de Klaren’ geen platte prijs en hij leek daar ook niet toe in staat. Men moet weten dat in die tijd tentoonstellingen in ‘de Vlaanders’ erg populair waren en Valere Desmet zette ‘die lomperik die geen platte prijs kon winnen" op een show. Dan wist hij meteen wat de keurmeester er van vond.  Die was kort: ‘Soep.’  Amper een half jaar later begon de loopbaan van een van de beste duiven die er ooit gevlogen hebben. En zijn ouders? Die waren zo maar tegen elkaar gelopen.
Ook ‘De Klaren’ was de enige goede duif die ooit uit dat koppel geboren werd. Voor koppelaars, keurders, kenners, betweters en elkeen die zich interesseert in goede duiven nog wat ‘food for thought’.

De ‘Sony’
Als we Houben tot de Belgische top rekenen zullen weinigen daar moeite mee hebben. Ook daar draait veel om een enkele duif, ‘de Sony’ en ook dat is weer een verhaal apart. Als jonge duif wilde Jef hem verkopen omdat hij ‘nergens op leek’.  Omdat hij van goed soort was zette hij hem bij een lot duiven voor een Duitser die jongen had besteld. Die bekeek ze, was tevreden, behalve over die ene (de Sony).  ‘Niks tegen ouwe zin kope’ zei Jef en verving hem door een duif met een fraaier uiterlijk. Het was een van de beste dingen die hem ooit overkwam. De ‘Sony’ werd nog 2e Nationale Asduif halve fond om over de doorkweek maar te zwijgen.

De ‘Knook’
De ‘613’ is een van de beste duiven die Klak ooit had.  Zijn verhaal lijkt op dat van ‘De Sony’. De vader van de ‘613’ luisterde naar de weinig welluidende naam ‘de Knook’.  Hij kreeg die naam omdat hij ‘totaal geen model had’. Ook Klak zag er weinig heil in maar omdat hij van goede ‘komaf’ was kon hij vertrekken. Maar opnieuw geen mens die hem wilde. Het toeval wil dat Klak in het najaar doffers tekort kwam omdat de roofvogel er enkele bij de lurven gegrepen had en daaraan dankt ‘de Knook’ zijn leven en Klak zijn ‘613’.

De ‘05’
De beste duif die ik ooit van nabij gekend heb was de ’05’ van Vermeulen uit Chaam. Destijds liep heel het dorp uit om deze wondervogel van de vlucht te zien komen en in de streek praten ze er nog over. Toen hij eens een 3e prijs won ging de mare dat de ‘05’ ook maar een duif was. Hoe die het levenslicht zag is weer interessant.  Vermeulen kocht destijds de beste duiven die voor geld te koop waren en het moet gezegd: Hij presteerde enorm.  Zijn kweekmethode was van een verbluffende eenvoud.  De duurste tegen de duurste. Ras tegen ras.  Toen er eens gekoppeld werd bleven twee duiven over die hij beide gekregen had.  Een doffer van de Kort Ulvenhout en een duivin van zijn zwager, Stabel uit Alphen.  Hij liet ze samen en… het werden de ouders van de ‘de 05’. Plaatsgenoot H Verheyen zou met een kleinkind in 1976 bij bloedheet weer en tegenwind nog een hele natie kloppen van Nationaal Orleans jonge duiven.  Zelf heb ik er nog een broer van gehad maar die was zo lelijk dat ik even aan de herkomst getwijfeld heb.  Vermeulen was goudeerlijk daar niet van, maar ook duiven maken wel eens slippertjes. Hoe vaak ik op het punt gestaan heb die ‘broer 05’ te doden weet ik niet maar het was Vermeulen zelf die me bezwoer hem een kans te geven.  Pas toen hij oud en bijna versleten was kweekte ik er jongen uit. Een van de vele fouten die ik ooit maakte. Zo lelijk als die ‘broer 05’ was zo goed waren zijn jongen.

De Donkere Baelemans
Ook in een grijs verleden (1971) had Stan Baelemans uit Antwerpen zijn ‘Donkere’.   Hij won talloze eerste prijzen en werd 1e Nationale Asduif vitesse. Ik heb duif en ouders goed gekend.  Stan had in 1970 twee jongen die er de stukken afvlogen.  Het waren een doffer en een duivin maar gedrochten zo groot als ze waren, prutsen waar je ‘doorheen pakte’, staart omhoog en geen rug.  Baelemans zag ze ook niet graag maar duiven die zo presteerden daar ‘moest toch iets in zitten?’.   Die lelijke doffer werd gepaard met die nog lelijkere duivin en ze schonken ‘de Donkere’. Vooral zijn prachtige lichaamsbouw zou op ‘kenners’ diepe indruk maken. 

‘Klein de Hoogh’
Een groot kampioen was de te vroeg gestorven Frans de Hoogh uit Rijen.  Met diens soort werd broer Dries later nog afdelingskampioen.  Frans had een ‘gebrek’: Hij was bang dat anderen niet met zijn duiven zouden slagen. Daarom dat hij het niet over zijn hart kon krijgen meer dan 25 gulden voor een jonge duif te vragen.
Hij had een koppel dat gemakkelijk supers gaf en vanzelfsprekend stond men in de rij om jongen van dat koppel, temeer omdat ze zo goedkoop waren.  Ik was er een van. Toen ik af wilde rekenen liep Frans naar het hok en kwam terug met een klein donker duivinnetje.  ‘Neem dat ook mee’ zei hij, ‘voor het geval er een verloren gaat’.  Ik nam het mee, meer uit beleefdheid dan interesse, ik was immers gekomen om duiven van zijn kweekkoppel en wat gebeurde hebt U al begrepen. Het duifje dat ik er bij kreeg werd het.

Louis Stabel
Een fenomeen op de fond was een duif van Stabel uit Goirle die op drie achtereenvolgende vluchten de 16e Nationaal Bergerac, de 7e Nationaal St Vincent en de 3e Nationaal Dax won.  Zo maar gekregen van plaatsgenoot H Verhoeven. Omdat die duivinnen over had in een jaar dat Stabel er te kort had. Zou Verhoeven die duif ooit hebben weggegeven als hij had geweten wat hij weg gaf? Niet geloven!

De moraal.
- In duivensport ben je nooit zeker. Zelfs de kampioenen niet.
- Ook veel jongen uit je betere duiven. Hoe meer loten hoe meer kansen.
- Heb je een goede dan garandeert niets je dat dezelfde ouders ooit nog een goede zullen geven.
- Vaak geraak je aan goede duiven door toeval en toeval alleen.