De sport elders (10-03-23)
Als je oudere duivenmelkers onder elkaar hoort praten, en de meeste zijn helaas dus (wat) ouder, is de kans groot dat ze het over vroeger hebben. Zoals bijna alle oudere mensen vaak en graag over vroeger praten.
Wat duivensport betreft gaat het meestal over met hoeveel we waren in vervlogen tijden. Overwegende dat er toch nogal wat jeugdige liefhebbers zijn die intens van duivensport kunnen genieten vraag je je af hoe het zo ver heeft kunnen komen. Neem mijn woonplaats alleen. Ooit waren er 5 clubs, en dat waren grote clubs, er is er niet een meer van over.
BELGIË
Hoe het ooit was kan men in België beter zien dan in Nederland. In tegenstelling tot Nederland laat men daar oude hokken veelal staan. Dat zie je als je door de Kempen fietst. Talloze hokken, sommigen nog in goede staat, maar allemaal leeg.
Tijdens een fietstocht in Itegem en omgeving heb ik ooit geteld. Ik kwam aan 17 hokken, 16 er van zonder duiven.
Trouwens, Itegem: Ik was destijds kind aan huis bij Houben. Als je Jef vroeg waarom hij duivenmelker was geworden antwoordde hij steevast:
‘Om er bij te horen. Dat deed je hier niet als je niet met duiven speelde, dan was je een zonderling.’
In de 70-er en 80-er jaren was wel sprake van enige beweging, zo leek het.
Vanwege de vele Japanners die kwamen kopen. Daarvòòr waren zaalverkopingen populair, soms drie in een weekend. De meest prestigieuze waren die van de Duif.
Als ‘gewone’ liefhebber ging je kijken, zelden kopen. ‘Want tegen die Duitsers was toch niet te bieden.’ Waar zijn ze gebleven, de Japanners en de Duitsers, vraagt een mens zich af?
MIS
Een tijd terug schreef de redacteur van de enig overgebleven duivenkrant in Nederland dat de sport nog wel een bloei doormaakt in Polen en Roemenië.
Helaas zat hij flink mis.
Ook in die landen is het lang niet meer wat het was en verliest men jaarlijks leden al dient gezegd dat de gemiddelde leeftijd meer hoopgevend is dan hier.
Ook in Japan en Taiwan veel minder liefhebbers dan voorheen.
Wat onze lage landen betreft is het merkwaardig dat de terugloop erg verschilt van streek tot streek. Het zou met sfeer te maken hebben.
Zo woonde in Nederland ooit twee derde van de liefhebbers beneden de grote rivieren, in het zuiden dus. Nu is het omgekeerd.
Vooral in Friesland zie je nog clubs die gedijen met nog vrij veel jeugdige liefhebbers. Of het voor de rest allemaal en alleen maar ellende is?
Gelukkig niet.
BAGDAD EN GUADALAJARA
Vroeger woonden in steden als Rotterdam, Amsterdam, Eindhoven en vooral ook Tilburg vele honderden liefhebbers. Met overal een resem clubs.
Er is weinig van over. In Antwerpen bijna niemand meer en ook in Lier zou het aantal beoefenaars meer dan gedecimeerd zijn.
Toch zijn er nog steden waar duivensport iets betekent al zijn dat waarschijnlijk niet de steden die je zou verwachten.
Zo waren vòòr de Corona perikelen velen verbaasd als ze hoorden hoeveel uitgevoerde duiven Irak als bestemming hadden, meer bepaald de hoofdstad Bagdad. Zelfs toen de oorlog er in alle hevigheid woedde.
Bij navraag over het aantal liefhebbers daar krijg je antwoorden die variëren van 2.000 tot 5.000.
Laten we het op 2.000 houden, altijd nog heel wat meer dan in Antwerpen, het epi centrum van de bakermat.
Als Bagdad niet DE duivenstad van de wereld is dan is het mogelijk een stad helemaal aan de andere kant van de wereld met een naam die minder bekend in de oren zal klinken: Guadalajara in Mexico.
Binnen een straal van 25 km. heb je er nog 1.000 liefhebbers. Woon je buiten die straal dan heb je pech en zal je moeten verhuizen als je met duiven wil spelen. Stedelijke concoursen met ruim 35.000 duiven? Toch niet meer te filmen.
USA AND ENGLAND
Onlangs kreeg ik een mail van een Amerikaan die 1 uur en 45 minuten moest rijden naar zijn clubhuis. Zo zijn Amerikanen. Die gaan ergens voor, tot het uiterste soms, wat voor sport het ook mag zijn.
Zo is er die ‘New Yorkenaar’ die ’s morgens om 4.00 uur opstaat om zijn duiven te lappen.
Later raakt hij verstopt in het verkeer. En ik kreeg het al vaak te horen, als je in Amerika niet veelvuldig met de duiven de weg op gaat, ook oude, kan je het schudden. Ze moeten leren ‘breaken’ (uit elkaar gaan) zeggen ze daar omdat de liefhebbers zo veel verder uit elkaar wonen. Verder hebben veel Amerikanen ‘een eigen family’ die gebaseerd is op een bepaald ras; Huyskens van Riel, Delbar, Wegge enzovoorts.
Wat zowel in Amerika als Engeland op valt is dat er geen massa inkorvers zijn. In Amerika zijn velen zelfs helemaal geen ‘inkorvers’ (meer). Die hebben duiven om deel te nemen aan One Loft Races. Die zouden de toekomst zijn, wat ik trouwens nog moet zien. In Engeland lijkt het overigens dat Nederlandse duiven populairder zijn dan Belgische.
ELDERS
Pipa publiceert na een verkoop vaak uit welke landen kopers komen. En dan zie je pas hoe wijdverbreid de sport is.
Van landen als Marokko, Oostenrijk, Zwitserland en zelfs Zimbabwe schrikt niemand meer. Waar ik enkele jaren terug wel van schrok was Bangladesh. Zelfs naar het armste land van de wereld, zo lezen we soms, worden redelijk dure duiven verkocht. Nu woont er in de hoofdstad ene J die vrij veel correspondeert met mensen hier. Heeft ook al heel wat bonnen gekocht.
Want toen ik hem vertelde hoe goedkoop men soms bonnen kon kopen van gekende hokken schrokken ze daar. Die ‘Pipa prijzen’ zijn niet de normale prijzen zo leerden ze. Die deden trouwens al heel wat liefhebbers afhaken.
‘Geen sport meer voor de gewone man’, zo meenden ze.
EXPLOSIE
Die J uit Bangladesh nu wist te vertellen dat duivensport, hoe nieuw die in het land ook is, als het ware explodeert.
Eerst werd die alleen beoefend in Dhaka, de hoofdstad, maar nu verrijzen overal op het platteland clubs als paddenstoelen uit de grond. Het lijkt wel of hij het betreurt.
Wat hij zeker betreurt is de hebzucht van sommigen, ook westerlingen.
En daarbij doelt hij niet alleen op de handel in duiven maar vooral de agressieve wijze waarop medicijnen en supplementen worden aangeboden.
Je krijgt gewoon medelijden als je leest wat ze menen allemaal aan hun duiven te moeten geven. Puur gebakken lucht, waar ze heel hard voor moeten werken en sparen. Hoe jong de sport ook is, en dat geldt ook voor Iran, het woord ‘duivenmaffia’ is er al ingeburgerd. De meest bekende Europeaan is mogelijk Koopman. Maar die heeft wel een goede naam. Uiteraard kijken ze naar hier en hun kennis doen ze wel heel eenzijdig op: van Pipa.
Hokken van een van de ‘gegoede’ liefhebbers in Bangladesh