Ga direct naar de inhoud.

Verhuizen 2

In vorige aflevering had ik het over de studie van dhr Coolen met betrekking tot de 'ligging' van winnaars van kleine fondvluchten.

Die moet je bijna steeds in de voorvlucht zoeken, in de overvlucht zijn je kansen volgens hem minimaal en dat geeft overwinningen op de verste afstanden meer glans.

Maar hoe zit het op kortere afstanden?

Lig je daar ook best in de voorvlucht?

Je zou denken van niet, maar de studie leert anders.

 

VITESSE

In liefst 65% van alle vluchten viel de winnende duif ook op de vitesse in de voorvlucht.

Slechts 4 procent van de overwinningen werd behaald in de achtervlucht.

Dat betekent dus dat men in een groter samenspel in de voorvlucht liefst 15 keer meer kans heeft te winnen dan in de achtervlucht.

Dus, concludeert Coolen, zouden voor 'een eerlijk spel' de grotere samenspelen moeten worden verdeeld in dieptezones.

 

MIDFOND EN JONGEN

Op de midfond vielen 60% van de winnaars van 2009 gemiddeld 31% in wat hij de 'diepte lijn' noemt; dus op bijna eenderde van de kortste afstand binnen een samenspel.

Dus in een samenspel 30 kilometer diep 'in de kortste 10 kilometer'.

De snelste duif viel in 11% van de concoursen in de achtervlucht.

Dus heeft men 'vooraan' 5 maal meer kans om te winnen is zijn gevolgtrekking.

Maar, zoals bij de fond, groeien de kansen voor de overvlucht weer naarmate de vluchten verder worden, terwijl je het tegendeel zou verwachten.

Bij jonge duiven liggen de zaken iets anders maar niet veel.

Er was een afdeling (en ook maar een) waar de winnaars evenwichtig verdeeld waren, toevallig waar ik speel; Brabant 2000.

 

KLEINERE SAMENSPELEN

De conclusie van Coolen is dat we de samenspelen kleiner moeten maken voor een eerlijker verdeling.

In Nederland mikt men op gemiddeld 100 liefhebbers per 'kring', wat hem betreft zou dat 75 mogen zijn.

Er zullen minder duiven in concours komen maar daar zullen we toch aan moeten wennen, zeker nu het liefhebbersbestand zo daalt.

 

EENS EN ONEENS

Mensen in de voorvlucht zullen het niet met Coolen eens zijn, in de overvlucht zal men zeggen 'zie je wel?'

Eerder wees ik op Antwerpen.

Daar wonen behalve Danny, Rik, Eddy, Dirk en Andre nog vele andere liefhebbers in de voorvlucht.

Zoals er in Dordrecht en omgeving behalve Bosua en de v d Merwes nog enkele honderden met duiven spelen.

Waarom komen die niet aan de bak en is het steeds hetzelfde elite groepje?

Ga je nog meer naar het zuiden dan Zandhoven en Pulle dan kom je terecht in de streek Putte, Berlaar, 'de zakdoek' dus.

Provinciaal niet tegen te spelen vanwege de voorvlucht?

Ik heb dus mijn bedenkingen.

Daarvoor spelen die mannen te goed op de 'Nationaals' waarbij ze niet in de voorvlucht liggen.

Denk aan Houben, Engels, Van Hove Uytterhoeven, Vercammen, Keirsmakers en recentelijk ook v d Wouwer en Cleirbouts.  

 

IKZELF

Ik schrijf niet vaak over het gebeuren op eigen hok maar wil nu wel iets kwijt.

Toen Orleans nog het grootste concours ter wereld was en ik in Nederland nog fanatiek met jongen speelde spelde men me de naam 'Mister Orleans' op.

Omdat ik volgens de berekeningen in het landelijke NP Orgaan herhaaldelijk de beste uitslag van Nederland maakte.

Maar dat daarvan geen sprake zou zijn geweest als ik 40 kilometer meer noordwaarts woonde schreef ik eerder.

Ook Claessens speelde soms enorm van Orleans. Weliswaar betrof het geen landelijke lossingen meer maar hij was wel dominant en' woonde in de voorvlucht.

 

BEMERKINGEN Men kan dus, ondanks dat Coolen af ging op feiten, bemerkingen hebben.

Hij ging alleen af op de winnaars en de vraag rijst of dat goed vergelijkingsmateriaal geeft wat betreft het voor- of nadeel van de ligging.

Als ik kwaliteit en concoursverloop in de diverse samenspelen probeer te vergelijken kijk ik altijd naar het sluiten van de concoursen, dus niet naar de snelheid van de winnaar maar naar die van de laatste prijsvliegende duif.

Zo won ik in 2009 een keer 1 en 2 over alles (7.720 duiven) en een andere keer 1 van bijna 7.000 duiven; weer van de totale lossing.

Telkens met wind mee en' ik zit ook helemaal in de voorvlucht.

Winnen kon dus maar we kwamen wel prijzen te kort en niet weinig!

Het was me bekend dat je met wind mee in de voorvlucht wel kan winnen maar prijzen tekort komt en je met tegenwind meer krijgt dan je toekomt.

Maar niet dat de verschillen zo groot waren wat betreft de kans om te zegevieren als de studie van Coolen doet vermoeden.

Merkwaardig is ook dat de voorvlucht in Nederland met sterke wind mee veel meer wordt weggespeeld dan in de provincie Antwerpen.

Vanwege de veel grotere massa in Nederland?

 

QUIEVRAIN EN NOYON

De meeste Quievrain spelers spelen liefst tegen de voorvlucht en zullen zich niet kunnen vinden in de studie van Coolen.

Toch kunnen die niet blind zijn voor de snelheden van Quievrain en Noyon.

De Noyon duiven leggen een grotere afstand af en' de gemiddelde snelheid ligt (uitzonderingen daargelaten) zo'n 75 mpm trager dan van Quievrain.

En die van de halve fond vliegen weer trager.

Mijn mening was altijd de volgende:

- Elke kromming die de duiven maken (van hun koers wijken) en elke seconde die ze boven die losplaats blijven hangen is in het voordeel van de overvlucht.

- Daarentegen boeten duiven aan snelheid in naarmate de afstand groter wordt en ze dus langer vliegen.

Nu zijn duiven geen mensen maar geen enkele schaatser legt 5.000 meter af aan eenzelfde gemiddelde snelheid als de 500 meter.

Geen enkele zwemmer, wielrenner of atleet houdt op 4.000 meter dezelfde gemiddelde snelheid aan als op 1.000 meter.

Vergelijk dat met de Noyonduiven die trager vliegen dan die van Quievrain.

Bij duiven zou het ene voordeel (nadeel) het andere opheffen.

Dat dacht ik altijd.

Nu weet ik het niet meer.

                                                                                          (slot)