Zo zit dat
- Geen lezers hebben?
- Domme lezers hebben?
- Inkt op of computer kapot?
- Geen drank meer of sigaretten?
- Neergebliksemd worden door collegae of dood geprezen door anderen?
- Een uitgever die balanceert op de rand van een faillissement?
Inmiddels weet ik het: Een 'writer's block':
Een ‘writer’s block’ is de vloek van het witte blad of leeg scherm en niet weten waarover te schrijven. Vooral bij goede schrijvers schijnt dat een serieus probleem te zijn dus heb ik er weinig last van.
Ik herinner me nog hoe ik vol verbijstering, bewondering en ongeloof naar mijn zoon keek toen die acht was.
Met een pen in de aanslag zat hij minuten over een blanco stuk papier gebogen.
'Het is een wonderkind' dacht ik. 'Acht jaar oud en nu al een writer's block.
Ik heb er dus minder last van maar dat ik helemaal nooit krampachtig naar die nerveus knipperende cursor op het scherm zit te koekeloeren is ook niet waar.
VOORWAARDEN
En als dat gebeurt wacht ik geduldig tot de schrijfhonger weer begint te knagen en me naar mijn schrijftafel drijft.
Schrijven is niet wat de meeste denken.
Dat je dat zelf moet doen is nogal wiedes maar er wordt tegenwoordig ook van je verwacht dat je het zèlf op schijf zet, zelf post en mailt en, denk ik soms, zelf promoot.
Om vlot te kunnen werken moet bij mij aan heel wat voorwaarden worden voldaan:
Post afgewerkt of genegeerd, bureau in orde, geen afspraken, drank achter slot en grendel en telefoon van de haak.
Mijn dagindeling mag door niets of niemand bedreigd worden en de van overal oprukkende buitenwereld mag geen voet tussen de deur krijgen.
'OMA-dagen' noem ik dat. Ochtend, Middag en Avond niets aan mijn hoofd.
Want geloof me: Weten dat je MOET schrijven maar niet WAT? Niets erger dab dat.
In dergelijke noodsituaties wil ik wel eens over de eigen duiven schrijven.
Ik kan best begrijpen dat sommigen dat weinig interessant vinden en daarom ook dat ik me er zo weinig mogelijk aan bezondig.
GOEDE
Het voornaamste immers dat ik U over onze sport te zeggen heb is in enkele woorden gezegd:
Je moet zorgen voor goede duiven op een goed hok en die gezond houden.
Het gaat dus vooral om die goede duif maar die krijg je niet zo maar.
Kreten als 'goed bloed dat nooit liegt' hebben geen enkele opbouwende functie naar de lezer toe. Ik vind dat zelfs een van de grootste leugens in duivensport.
Als goed bloed nooit zou liegen stond ik er goed voor.
Mijn duiven zijn allemààl van goed bloed.
In 'kweekkoppels die niets dan goud in de schotel werpen' geloof ik evenmin.
Ik heb al talrijke superduiven in handen gehad maar nog nooit ‘supers’ met een handvol broers of zusters die ook ‘super’ waren.
In duivensport is de realiteit dat zelfs al kweek je uit een koppel drie kampioenen je geen enkele garantie hebt dat er ooit nòg een goede uit zal komen.
Kwaliteitsduiven vormen de basis om te slagen maar geen mens die me uit het hoofd praat dat er veel geluk bij komt om daar aan te geraken.
‘KENNERS'
Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat sommigen iets meer van een duif kennen dan het gros en zou zo een aantal sportgenoten op kunnen noemen die ik nooit op mijn hok een duif zou durven laten kiezen.
Toch is het in de praktijk zo dat niet het kweekkoppel de kampioenduif maakt maar omgekeerd! Die goede is daar ineens daar en pas nadien worden de ouders als kwekers gekwalificeerd.
Ik ga U vertellen hoe ik aan een goede kweekduivin geraakte.
Het was in 1991 dat ik geruchten opving over een groot kampioen.
De man zou duiven hebben 'van een andere planeet', 'niet tegen te vliegen'.
Nu hebben 'duiven waar niet tegen te vliegen is' me altijd aangesproken en 'duiven van een andere planeet' helemaal.
Ik met een buitenlander naar de betreffende liefhebber om te zien of wij aan die goede duiven konden geraken.
Eenmaal daar was de ontgoocheling groot, de duiven waren niet om aan te zien.
'Met zulke vogels zo veel eerste prijzen winnen? Dat kon alleen als er geen concurrentie was!' vonden we beiden.
Ik hoor die buitenlander nog denken:
'Waar heb je me nu mee naar toe genomen. Gewoon een verloren dag.'
NAVRAAG
We lieten de duiven zitten en benutten de resterende tijd voor andere hokbezoeken.
En overal waar we kwamen, en dat was bij grote kampioenen, stelden we de vraag:
'Wie heeft momenteel de beste duiven in de streek?'
En overal noemde men de naam van de man die we bezocht hadden.
Het liet ons niet los en wij terug.
Een doffer gekocht (samen betaald) uit diens beste kweekkoppel, en, zoals dat vaker gaat, er een duivin bij gekregen.
Ik zou er een jaar uit kweken en dan zouden ze op het vliegtuig worden gezet.
Toen we heel wat franken lichter thuis kwamen en de duiven nog eens bekeken schudde de buitenlander moedeloos het hoofd. Zulke prullen waren nog te duur om te versturen.
'Geeft niet' zei ik. Ik neem ze wel.'
Het jaar nadien kweekte ik er jongen van maar die waren zo mogelijk nog lelijker dan de ouders. Zelfs de kleur was niet om aan te zien.
Ze zijn dan ook geen zes weken oud geworden.
De volgende jongen waren weinig mooier en waarom weet ik niet, die bleven zitten.
BRIEF
Toen kwam er een brief uit het verre oosten.
Van iemand die duiven zocht 'van een opkomend hok'.
Ik schreef hem over de prestaties van de man in kwestie, dat ik duiven had van zijn beste maar geen mooie.
Gaf niet. Het was net wat hij zocht.
Twee weken nadien zaten mijn 'miskopen' in Japan.
Toen gebeurde iets merkwaardigs. Het moet in april of zo geweest zijn dat ik een telefoontje kreeg uit Hamburg.
Een duif met die en die ring om was daar aan komen vliegen.
Ik keek 'in de boeken' en het bleek een van die onooglijke duifjes uit dat duivinnetje te zijn. 'Laat hem maar los' zei ik. 'Als hij blijft stuur ik het eigendomsbewijs.’
Toen ik de dag nadien het hok betrad werd me de adem bijna ontnomen.
Want wat zat daar, helemaal ontredderd in een hoekje?
Geloof het of niet, dat duifje dat zowat 600 kilometer van hier was binnengelopen!
NESTMAAT
Met de nestmaat, dat andere prul, deed ik ook een merkwaardige ervaring op.
Ik gaf die met wat oude weduwnaars mee aan een fondspeler die elk voorjaar enkele keren richting Franse grens koerst om er zijn duiven te lappen.
Eigenlijk gaf ik het mee om er af te geraken, netjes is anders ik weet het, maar kan je je voorstellen wat gebeurde?
Zonder ooit mand gezien te hebben arriveerde hij vòòr mijn door de wol geverfde weduwnaars.
U begrijpt dat mijn wenkbrauwen niet weinig de hoogte in gingen.
Enkele jaren later hadden nazaten van dat ‘Belske' Afdelingsvluchten gewonnen, NPO-vluchten, waren Nationale asduif geworden en zelfs Olympiade duif.
TERUG!
Maar het is nog niet einde verhaal.
Men moet weten dat die Japanner, nadat hij die twee duiven ontvangen had, nooit meer iets van zich had laten horen.
Hij was 'very disappointed' want die twee Belgen lagen hem zwaar op de maag.
Hij kon er geen pluim van verkopen want alle klanten die die duiven in handen werd gestopt kregen braakneigingen.
Ik verontschuldigde me zo veel ik kon, beloofde nooit nog zulke duiven aan te bieden en stelde voor ze terug te sturen. De 'vracht' was voor mij.
Hij stuurde ze terug en dat is het beste dat me in duivensport ooit overkwam.
Vind U het een kras verhaal? Het is meer dan dat:
Echt gebeurd en ook... duivensport ten voeten uit!