Duiven zonder toekomst
Onlangs vroeg een streekgenoot die met moeite papier raakt zijn duiven eens te bekijken. Prachtduiven zag ik er. Blakend van gezondheid.
'Maar ze winnen geen platte prijs' kermde de de man.
Het was duidelijk dat het duiven betrof die weliswaar mooi en gezond waren maar die kwaliteit misten.
Waarschijnlijk maakte de baas fouten bij de selektie.
Wat hij goed deed was selecteren op gezondheid.
Zijn fout was dat hij te veel oog had voor het uiterlijk en de afstamming en te weinig voor het resultaat.
Probleem bij de selectie is dat datgene wat een duif tot een goede maakt, karakter, gehechtheid aan het territorium, oriënteringsvermogen, natuurlijke weerstand enzovoorts uiterlijk niet waarneembaar is.
Het maakt duivensport moeilijk en fascinerend tegelijk.
SLECHTE
Als je dus nooit met zekerheid van een duif kunt zeggen of het een goede is wordt de vraag interessant of het tegenovergestelde waar is.
Of je aan duiven kunt zien dat het géén goede zijn?
Ik meen dat dit inderdaad eenvoudiger is!
Sommige duiven vertonen zulke grote gebreken dat het gewoon geen goede kunnen zijn.
Daarom zoek ik op mijn hok niet naar de goede, die haal ik er toch niet uit, maar naar de slechte.
Daarbij kijk ik naar minpunten.
Een haperende gezondheid, slechte pluimen, geen evenwicht zijn grote minpunten aan een duif.
Vooral slechte (droge) pluimen.
Voor mij wegen die zaken zwaarder dan de afkomst.
Omdat we zo weinig over het fenomeen duif en haar kwaliteiten en eigenschappen weten zal ik bij de selectie nog fouten maken, maar minder.
OUDE PENNEN
Oude pennen rond nieuwjaar.
Vooral nu verduisteren in is en fondvluchten voor jongen in september populair zijn zitten velen daar mee.
Ik kijk er amper naar.
Die oude pennen worden bijna steeds alsnog gestoten. Tot in februari, als de duiven gekoppeld zijn, ondervond ik.
In het voorjaar zal zo'n laatste pen niet gemakkelijk vallen,
door de langer wordende dagen.
Want we weten dat wel of niet ruien een hormonale kwestie is van licht en donker.
Wat men zeker nooit mag doen is de tiende pen trekken.
Bij mij is dat enkele keren faliekant mislukt hoewel ik het helemaal volgens het boekje deed.
Ik dompelde zo'n pen in lauw water, vervolgens werd die voorzichtig in de juiste richting getrokken zonder te wringen, rukken, of draaien maar toch... mis!
AFBLIJVEN
Pennen trekken mag. Het leidt zelden tot problemen als het maar niet de laatste pen is.
Soms komt die nooit meer terug, of slechts een klein stompje dat elk jaar wel vernieuwd wordt maar een stompje blijft.
Omdat zo'n laatste oude pen alleen als nadeel heeft dat die tijdens het spel alsnog gestoten kan worden en je met trekken risico's neemt laat je die dus best met rust.
Er zijn serieuzere zaken dan een tiende pen die niet gestoten wordt.
Ik denk met name aan 'natuurlijke gezondheid'.
Eigenlijk is dat voor een duif geen pluspunt, die hoort er gewoon te zijn.
GEZONDHEID
Op gezondheid moet je een heel jaar selecteren.
Ook hartje winter. Wie van oordeel is dat men met winterjongen minder streng mag zijn, dat je die mag ontzien vanwege de koude bijvoorbeeld, zit op een verkeerd spoor.
Waarop met name te letten?
- Jongen die moeite hebben uit het ei te kruipen. Dat is gewoon een slecht teken. Want... heeft men er wel eens bij nagedacht WAAROM dat niet lukt?
Het antwoord is niet moeilijk: Te zwak!
Zo'n duif zal zich al sukkelend misschien weten te handhaven maar de eerste ronde heeft hij al verloren om in bokstermen te spreken. Van duiven die een volle dag later uit het ei kruipen dan hun maatje valt ook weinig goeds te verwachten.
- Ook duiven waarvan je bij het ringen merkt dat ze opvallend dunne pootjes hebben bieden weinig perspectief.
De pootjes lijken als het ware uitgedroogd. Opnieuw duiven die kracht en vitaliteit missen.
Bij mij krijgen die geen krediet.
- Ook jongen die heel de dag piepen ondanks dat ze goed gevoed werden kunnen er uit.
Verder is het niet raadzaam piepers lang bij de ouders laten. In de zomer kun je ze spenen als ze ongeveer 23 dagen oud zijn, in de winter mogen daar enkele dagen bij.
Piepers die daar problemen mee hebben kunnen weg.
- Wantrouw pas gespeende piepers die halsstarrig weigeren grote granen te pikken. Het zijn veelal duiven die, als je ze 's avonds controleert, slechts een een half gevuld kropje hebben.
Snel vergeten zulke.
- Als duiven een tweetal weken gespeend zijn moeten de stuit- beentjes al stevig aanvoelen.
Dat wijst op een goed beendergestel. Weke stuitbeentjes gaat vaak samen met een week bekje. Dat duidt op weke duiven dus...
- Wantrouw ook piepers die zich als laatste op een zitplaatsje weten te werken, die als laatste op de klep zitten en als laatste buitenkomen.
Ik zie liever vlugge nieuwsgierige vogels die er steeds als eerste bij zijn.
- Duiven waarbij de pluimpjes op de schouders later volgroeid zijn dan bij leeftijdgenoten of die te lang kaal blijven boven de bek scoren ook minpunten.
EN GEEL DAN?
Selekteren op natuurlijke gezondheid moet, maar ik heb geleerd voorzichtig te zijn met geel.
Ik heb ooit een duif van een wisse dood moeten redden omdat hij vergeven was van geel.
Het is een van de stamvaders van het hok geworden.
Bij geel is geen sprake van aangeboren zwakte.
Geel krijgen duiven van andere duiven.
Jongen van duiven door wie ze geaasd worden bijvoorbeeld.
In zo'n geval is geen sprake van nature zwakke duiven.
Geel krijgen duiven ook door contact met andere, meer bepaald het drinken uit een gezamenlijke drinkbak.
Geel is dus een verhaal apart. Dat is niet aangeboren.
Voor de rest kun je niet streng genoeg zijn.
En onthoudt:
Hoe strenger je sorteert op gezondheid hoe minder je een beroep zult moeten doen op de man met de witte jas!