Iedereen maakt wel eens fauten
Na een duivenseizoen is het zowat elk jaar hetzelfde.
Een kleine minderheid is tevreden, de meerderheid per definitie niet. Minder presteren of verliezen is immers de tragiek van de meerderheid in elke sport.
En in zowat elke sport draait het voornamelijk om twee zaken:
Kwaliteit en vorm!
Liefhebbers weten dat en dat verklaart hun eeuwige zoektocht
naar andere duiven, betere hokken of... medicijnen!
Ik ben nogal gemakkelijk in die dingen.
Ik poets weinig, geloof nauwelijks in vitamines en dien medicijnen toe wanneer echt nodig. Een duif die dat regime niet aankan kan vertrekken.
Wat kwaliteit betreft: een ezel blijft een ezel. Voor eeuwig en drie dagen.
Omdat ik de lat erg hoog leg wordt elk jaar minstens de helft van de weduwnaars geruimd om plaats te maken voor jaarlingen.
Een redelijk goede tweejaarse zal zelden een super worden, een jonge misschien en misschien is beter dan zelden.
Daarom worden oude bijzonder streng geselecteerd en krijgen jongen een kans. Vooral prestaties maar ook afstamming en natuurlijke gezondheid zijn normen bij de selectie.
VERSCHILLEND
Wat prestaties betreft kan elkeen zelf bepalen hoe hoog hij de lat legt. Heb je middelmatige duiven dan gaan de slechte er uit, heb je goede dan gaan de voor jou middelmatige er uit.
'Voor jou' omdat zulke voor anderen immers goede kunnen zijn.
De minste problemen bij de selectie heb je als je enkele duiven hebt die schitterend kwamen en de rest er met dezelfde verzorging op hetzelfde hok niets van bakte.
Dan immers moet je niet ver zoeken.
De rest was niets waard of kreeg geen vorm. Dus weg.
Voor fondduiven mag je meer geduld opbrengen en omdat geduld aan mij niet besteed is zal ik ook nooit een fondspeler worden. Probeer ik alles dus zo eenvoudig mogelijk te houden, elk jaar weer worden fouten gemaakt.
Wel probeer ik die te onderkennen. Als er iets mis gaat wil ik weten wat, wanneer en waarom.
Te makkelijk immers wordt 'pech' aangehaald als oorzaak van falen en dat lijkt me verkeerd.
Pech bestaat. Maar veel wat misloopt in je 'melkersbestaan' is geen kwestie van pech maar eigen schuld.
Op zich is daar niets mis mee als je dat dus maar ziet zodat het zich niet herhaalt. Zo kreeg ik op 20 jaar tweemaal af te rekenen met paratyfus. Maar dat gebeurt dus niet meer. Er wordt gekuurd.
LEERZAAM
Als een student er niets van brouwt adviseren leraren de gemaakte fouten te bestuderen en te corrigeren. Leren doe je immers vooral van fouten.
Probleem in onze sport is dus dat velen de gemaakte fouten niet zien met als gevolg dat ze die blijven maken.
Een hok dat niet deugt?
Geen probleem als je het maar onderkent zodat je er iets aan kunt doen. En verschil tussen 'gewone liefhebbers' en 'goede' is dat de laatste alles zo veel eerder en beter zien.
Die brengen veranderingen aan als ze menen dat het hok niet goed is, die schaffen andere duiven aan zo gauw ze voelen dat de kwaliteit tanende is.
Ik ga vertellen over fouten die ik maakte.
RINGEN
De eerste is eigenlijk geen fout maar meer een bewijs van mijn onkunde. Men moet weten dat ik in vroeger jaren altijd een aantal Derbyringen kocht en een aantal 'gewone'.
Met duiven die een 'derby' droegen kon je speciale prijzen winnen van Orleans en uiteraard werden die geschoven aan de pootjes van duiven waarvan je iets verwachtte.
Van Orleans werden veel prijzen gepakt in de eerste tien nationaal (rayon), de meeste echter zonder 'derbyring'.
Wat ik wil zeggen is duidelijk:
Je bent nooit zeker, je weet nooit waar ze uit gaan komen.
Je beste duif kan zo maar uit een jaarling weduwnaar komen.
Of uit een duif waaruit je eerder niets noemenswaardigs fokte. Ook het omgekeerde gebeurt:
Je favoriete koppels die al goede gaven kunnen je danig in de steek laten. Daarom zal ik ook nooit overdreven veel geld geven voor een pieper van vier weken oud. Zelfs al komt die uit de beste duiven van de wereld. Ik wil daar wel jongen van maar niet voor veel geld.
Wijlen Miel Daems uit Bevel zei me eens: 'Als je favoriete kweekkoppel ook je beste jongen geeft sta je niet sterk.'
Wat hij bedoelt is dat het dan kwalitatief niet goed zit in de breedte. Je moet meer duiven bezitten die het in zich hebben goede te geven.
STIER
Wat ooit ook mis ging was 'stierenkweek'.
Een van de beste kwekers die ik ooit had was een duif van 1988. Daar wilde ik eens een serie jongen van fokken.
Ik paarde hem eind november en telkens als de duivin had gelegd werden de eieren onder een ander koppel geschoven en kreeg hij een andere duivin. In mei had ik 'een mand vol' jongen van die 'goede kweker' en dat leek me ideaal.
Elk jaar al had hij goede gegeven en nu ik er zo veel van had moesten er logischerwijs meerdere goede bij zitten. Mooi niet dus! Aan 'stierenkweek' begin ik niet meer.
Trouwens, al die liefhebbers die er in slagen in een jaar tot wel 30 of meer jongen uit èèn doffer te kweken gingen die zo veel beter spelen? Hebben die een hok vol goede gekregen?
DONKER
Verder speel ik elk jaar enkele duivinnen op weduwschap.
Een goed systeem als het werkt en meestal werkt het ook.
Maar sommige jaren zijn anders.
En steeds is het scenario hetzelfde:
Ondanks dat er alles aan gedaan wordt om onderling paren te voorkomen zijn er die 'aanpappen'.
En men weet het, als weduwduivinnen onderling paren is het over en uit. De duivinnen die NIET onderling paren presteren daarentegen soms zo enorm dat ik volhoud.
Maar ik ga het voortaan anders doen, die duivinnen donker zetten.
ANDERE LES
Weduwnaars spelen en op een ander hok weduwduivinnen is overigens onhandig als je van je beste vliegers, doffers EN duivinnen, jongen wenst.
Je kunt die immers niet tegen elkaar zetten.
Daarom besloot ik eens wat laatjes te fokken van mijn allerbeste duiven en die voor mezelf te houden.
Dan kon ik de late duivinnen van goede origine paren met de betere weduwnaars en de late doffers met weduwduivinnen.
Het werd een succes.
Ik kweekte het jaar nadien (1998) veel meer goede dan normaal.
Maar daarmee is het verhaal niet teneinde. Bij die late zaten zulke mooie doffers dat ik die als tweejarigen wilde spelen. Daarom werden ze opgeleerd en dat heb ik geweten.
Al direct ging er een verloren maar dat was niet alarmerend. Maar toen bleef er weer een weg en nadien weer.
Tot ik het gevoel kreeg zelf een duif te zijn waaruit elke minuut een veer wordt geplukt: aanvankelijk word je niets gewaar maar na verloop van tijd kun je niet meer vliegen.
Het eind van het verhaal is dat die herfstjongen zowat allemaal verloren gingen, ook die erg goede jongen gegeven hadden. En ik had die laten niet hoeven verliezen.
Ik had die in het geboortejaar op moeten leren. Desnoods in de winter want dat kan.
De les? Zomerjongen kunnen heel bruikbaar zijn maar zelden om mee te vliegen.
RITME
Verder moeten duiven 'in hun ritme zitten', dat ondervond een kennis. Waar hij speelt kun je in het najaar jongen en oude in een concours zetten en er is aardig wat te verdienen. Hij zou de boel wel eens opkuisen met oude duiven die speciaal waren voorbereid. Mooi niet dus.
Zijn jongen deden het schitterend en waren meestal thuis voor hij ook maar een oude gezien had.
Speel geen duiven die lange tijd stil zaten. Je presteert er niet mee en je loopt gevaar ze te verliezen. Kwaliteit heeft daar niets mee te maken.
RAADSEL
Ik noemde 1998 als jaar waarin veel goede werden gefokt.
Lag dat ook aan betere koppelingen? Ik weet het niet.
Je hebt van die jaren dat je meerdere echt goede kweekt en die worden gevolgd door jaren waarin je hoegenaamd niets kweekt dat echt goed is. Hoe zo iets komt?
Weet ik niet.