Ga direct naar de inhoud.

Nederlander in Duitsland tweede bezoek (10 dec)

Wat was het mooi weer dat laatste weekend van september. Dus de fietsen in de Caddy met deze keer als bestemming Duitsland, meer bepaald Xanten. Gaat zo’n rit normaal via Tilburg, dit keer verkozen we de Belgische variant (snelweg Antwerpen Eindhoven Venlo) en dat hebben we geweten. We slingerden heen en weer op onze stoelen en de fietsen achterin slingerden mee. Plots hield het op, reden we als over een spiegel. Mijn vrouw keek me aan, ik wees naar een bord langs de weg: ‘Nederland’ stond er op. Ze knikte en dat wil voor een volbloed Belgische heel wat zeggen.  

 DUITSLAND
Eenmaal in Duitsland veranderde alles. Belgen en in mindere mate Nederlanders bakenen hun domein af, omringen hun tuinen met hagen, muren of schuttingen alsof ze willen zeggen, ‘dit is van mij’. Privacy heet dat, iets wat Duitsers minder interesseert. Velen kijken bijna bij elkaar in de keuken. Het eten is er veel goedkoper dan vooral in Nederland en veel beter. En om terug te komen op de wegen, de snelwegen daar lijken een racebaan. Men suist je voorbij als je ‘slechts’ 140 km per uur rijdt, sommigen met de vinger naar het eigen voorhoofd wijzend om te zeggen dat JIJ een gevaar op de weg bent.

Handig zo'n caddy als je van fietsen en duiven houdt.  

EN VERDER
Fietsen doe je er beter met ondersteuning want direct na Venlo golft het landschap al zodanig dat een normaal mens hapt naar adem. De boerderijen zijn er immens, de akkers en velden onafzienbaar. Op de ‘Belgische radio’ hoorden we de omroepsters van dienst alsmaar kakelen over terrasjesweer. Dat was het natuurlijk ook in Duitsland, maar wat je er niet ziet zijn terrasjes. Duitsers werken! Ik was ooit eerder in de streek, lang geleden, maar nog herinnerde ik me de vele trainende duiven.

Nu zag ik in Xanten welgeteld èèn ‘kladje’. Het was duidelijk waar ze thuis hoorden en wij er naar toe. Mijn vrouw, die een fenomenaal geheugen heeft (wat het leven overigens niet aangenamer hoeft te maken): ‘Zijn we hier niet eerder geweest?’ Toen zagen we het naambordje. ‘Toni van Ravenstein.’ Even goedendag zeggen? Nou nee, misschien komt het ongelegen en ik ken Duitsers. Die zijn te netjes om daarvan iets te laten merken. Zeker iemand als van Ravenstein. Trouwens, was de bedoeling niet ‘even weg van de duiven?’

 

 

Zulke 'clubhuizen' zie je in Belgie nog heel veel. Ze herinneren aan de goede oude tijd. 

VREEMD
Maar hoe moeilijk kan dat zijn. Een dag later fietsten we door een dorp dat ik me ook herinnerde. Ook toen zag je daar overal duiven vliegen. Nu niet een en dat verbaasde me. Toen zagen we, nog wel in dezelfde straat, het ene duivenhok na het andere. Maar… Allemaal leeg. Dat was wel heel erg vreemd. Wat was hier gebeurd? Toen deed ik wat ik vaker doe als ik ergens in den vreemde een duivenhok zie, afstappen en een foto maken. En dat zou ik geweten hebben.

 HALVE GARE?
Want net toen ik op wilde stappen kwam een sombere man aangelopen met een gezicht van ‘wat moet jij hier?’ Het leek een buitenlander. Een Turk of zo, want die zie je in de streek volop. ‘Ich auch Tauben’ zei ik en klopte met de duim op mijn borst. Hij keek me niet begrijpend aan. Ik weer: ‘Tauben, roekoekoe, roekoekoe’ en maakte met beide armen op en neer gaande bewegingen, alsof ik wilde vliegen. Zijn wenkbrauwen schoten naar zijn voorhoofd. ‘Die is stapelgek’ zei de blik in zijn ogen. En hadden anderen me zo gezien dan zouden die het moeilijk met hem oneens zijn geweest. Hij leek drie mogelijkheden te overwegen: Mij een klap voor mijn kop geven, een trap onder mijn achterste of een derde. Gelukkig koos hij voor de derde en dat gebeurde toen ik naar het duivenhok wees.

‘Aha momento,’ zei hij en liep weg om met een duidelijk echte Duitser terug te komen. Met hem kon ik wel praten en er ontspon zich een gesprek waarvan je als melker niet vrolijk werd.

 DE STREEKKRANT
Ja, hij had duiven gehad. Met nog enkele tientallen in het dorp. Hoeveel er nu nog waren? Een zeker, maar die speelde nu wel in Nederland. Dat was een echte want die moest elk weekend twee keer een flinke afstand rijden. Toen nam zijn vrouw het woord.

‘Het is allemaal gekomen door ‘die grote’. Mijn man moest vroeger hard werken, evenals de andere melkers uit het dorp. Ze vonden duiven tof tot die rijke kerel ook met duiven begon. Die nam een verzorger in dienst en begon met enorm veel duiven te spelen. (Grinnikend). ..Gelukkig speelde hij erg slecht.

Toen keek ze weer ernstig. ‘De uitslagen verschenen toen in een streekkrantje en daarmee begon de ellende. Buren, collegae van het werk, familie enzovoorts hielden niet op mijn maan aan te spreken over het sterke spel van die nieuwe. Bijvoorbeeld als die met 20 prijzen in de krant stond en hij (ze wees naar haar man) met 5 of zo. Konden die mensen weten dat die nieuwe 150 of meer duiven mee had en mijn man zelden tien. Tot er iets in hem knapte en hij er niet meer tegen kon telkens te moeten horen dat die nieuwe zo goed speelde terwijl hij zo veel beter was. Om geld werd niet gespeeld, bij hem en de anderen ging het vooral om de eer. Maar zo miskend worden? Mooie eer was dat.

 MEER
Nu hij weer: Wat ook een rol speelde was de oostenlijn gaan vliegen zonder rekening te houden met liefhebbers die meer west woonden. Maar de echte doodsteek was het opheffen van kleinere clubs. De onze werd ook kleiner, werd opgegeven en de liefhebbers die overbleven moesten nu vele kilometers rijden om in te korven en de klok weg brengen, tot ze het niet meer op konden brengen. En stopten. Ik was het met hem eens. Van kleinere clubs moet men in de mate van het mogelijke afblijven. Zo’n club, al is die nog zo klein, kan voor niet liefhebbers reden zijn interesse te krijgen. Door de duivenbacil word je besmet zeggen mensen. Maar dan moet er wel een besmettingsbron zijn.       

 EN TOEN
Toen begon hij over de goede oude tijd toen hij vaak naar Nederland en België ging. Naar Delbar, Nipius, Marc Roossens, Klak, Eijerkamp, Bostijn en anderen. En hoe speelt Janssen tegenwoordig, wilde hij weten? ‘Super, er zijn weinig betere’ zei ik. Hij weer: ‘Die mannekes hebben altijd goede gehad.’. Toen viel mijn euro. We waren niet ver van Kleve, ik bedoelde Peter Janssen, hij de broers in Arendonk. ‘De tijd vliegt’, zei ik toen we afscheid namen. ‘Ongelooflijk’, antwoordde hij en ‘doe Klak de groeten’. Ik schudde hem moedeloos de hand..  Het ‘nieuws’ dat Klak ook al weer zo veel jaren dood was heb ik hem maar bespaard.

 

 De andere Janssen

 

 

o